Jaar na jaar stonden de dolfijnen boven aan, daaronder paarden, katten, honden en later veel later wamen pas de kleine zoogdiertjes. En dan nog weer veel veel later kwamen de goudvissen. Niemand die eens trots over zijn goudvis vertelde. Goudvissen zijn nu eenmaal niet knuffelig.
Door hun beperkingen zijn ze niet in staat op je af te komen rennen als je thuis komt, met je te spelen of je te knuffelen als je verdrietig bent. En dus begonnen de wijste aller goudvissen te denken, en de dapperste aller goudvissen te experimenteren. Hoeveel vissen hun leven niet hebben gegeven met een wanhopige sprong uit de kom, een wanhopige poging om contact te zoeken. Er zijn massa’s goudvissen achter kasten gevallen om de volgende ochtend helemaal droog terug gevonden te worden of ten prooi gevallen aan katten.
Nu was er een groot aquarium waar al lang een wijze goudvis woonde die heel diep nadacht over de dingen, alles was een beetje trager geworden en zijn eigenaar leek het leuk voor hem als hij wat gezelschap zou krijgen. De goudvis kreeg gezelschap van een jonkie, maar half zo groot als hij, maar vlug en speels en wild. Hij smeet de steentje in het rond, zwom voor de ruit snel heen en weer om de aandacht van de mensen te trekken. De oude werd er gek van, zat hij net rustig in het grotje te denken, kwam die nieuwe erbij, gewoon even erbij was nog tot daaraantoe, maar die ging nooit gewoon stil zitten. En al die onrust had effect op de oude, hij werd er ook onrustig van, en uit zijn wanhoop om aan de nieuwe te ontsnappen, sprong ook hij uit de kom. Midden in de sprong dacht hij heel even ‘ik heb het’, maar hij kon het de nieuwe niet toeschreeuwen, want goudvisstemmen dragen niet ver zonder water.