‘Ik word soms gewoon een beetje gek van je,’ zegt Pieter.
‘een beetje?’ vraagt Toby.
‘en soms,’ zegt Pieter weer.
‘Dat vind ik niet onredelijk,’ zegt Toby, ‘het geeft niet.’
Pieter zucht, hij bijt op zijn lip en kauwt er een velletje af.
‘Soms bijvoorbeeld van de manier waarop je je handen gebruikt,’ zegt Pieter.
Toby kijkt naar zijn handen, hij draait ze om.
‘Ik bedoel hoe je ze gebruikt als je praat,’ zegt Pieter.
Toby kijkt weer naar zijn handen. Hij is een man van grote gebaren die bij etentjes altijd aan het hoofd van de tafel moet zitten omdat hij anders met zijn ellebogen in andermans soep zit.
‘Je praat altijd met je handen, zelfs aan de telefoon.’
‘Ja ik praat altijd met mijn handen, met gebaren, een groot deel van de communicatie is non-verbaal.’
‘En soms word ik daar gek van,’ zegt Pieter.
‘Maar niet altijd dus.’
‘Nee,’ zegt Pieter, ‘niet altijd.’
‘Maar ik doe het wel altijd,’ zegt Toby.
‘Nu niet,’ zegt Pieter. Toby staat met zijn armen strak langs zijn lichaam, er is alleen soms een kleine beweging te zien in zijn ellebogen, maar die zet niet door.
‘Nee nu niet.’
Toby wacht even, ‘is dat beter dan, als ik het niet doe?’
‘Voor mij hoef je het niet aan te passen.’
‘Maar als jij soms een beetje gek van mij wordt. Dan is het misschien beter als ik het afleer.’
‘Het zijn niet alleen je handen,’ zegt Pieter. Toby heeft zijn armen inmiddels achter zijn rug gestoken een beetje zoals nonchalante schaatsers op lange afstanden rond rijden.
‘Maar dus onder andere mijn handen.’
‘Het is denk ik meer mijn probleem dan iets waar jij iets aan moet doen.’
‘Maar misschien is het wel iets heel kleins, wat ik makkelijk kan aanpassen, zoals mijn handen, of als je een bepaalde trui niet mooi vindt.’
‘Nou goed dan. Bijvoorbeeld dit gesprek. Dat ik dan niet even iets kan zeggen zonder dat we er uitgebreid over moeten praten.’ Pieter laat even een pauze vallen, ‘Of bijvoorbeeld wanneer je dan in bed ligt maar nog wel wakker bent en dan heel diep ademhaalt. En dan dat je er nooit iets van zegt dat ik met mijn natte koffielepeltje in de suikerpot ga, terwijl ik weet dat je dat vreselijk vindt. En dat we nooit iets kunnen eten zonder dat je de muziek bij het gerecht wil matchen. En soms word ik daar gewoon een beetje gek van.’
‘Gelukkig alleen maar soms.’
‘Ja inderdaad.’
‘En een beetje.’
‘Hmm hmm.’ Pieter knikt, hij neemt nog een slok van zijn koffie.